donderdag 25 december 2014

Kerst!

Ik ben het zat!

Zó, dat is er uit. Wat ik zat ben? Kerst! Nouja, Kerst, dat is niet helemaal waar ik klaar mee ben, maar al die meuk er omheen, van mij hoeft niet het.

“Vreten op aarde en op de tafel een varkensrollade.”

Het begint al zo vlak na Sinterklaas. “Bestel nu je vlees!” “Koop nu vast je houdbare ingrediënten.” Alles om de Kerststress te verminderen. Kerststress ja, want iedere, al dan niet zelfbenoemde, keukenprins of –prinses moet met kerst toch minimaal een vijfgangen diner op tafel kunnen zetten. Kerststress dus! Ik denk niet dat Jozef zich daar heel erg druk om kon maken toen hij met Maria zijn ondertrouwede, hoogzwangere, vrouw, onderweg was naar Bethlehem Dát is pas Kerststress!

De week voor Kerst wordt het steeds drukker in de winkels, boodschappenwagens tot de nok toe volgeladen worden, met gevaar voor benen en schenen, door de drukbevolkte paden geduwd. Sneller, sneller, we moeten nog naar de slager, de bakker en wat voor toetje geven de Oma Diabeet? Sneller, sneller, zal ook Maria gedacht hebben. Met haar dikke buik, voorweeën al misschien, op de rug van het ezeltje. Als dat maar goed gaat.

De dag voor Kerst moet iedereen nog snelsnel even terug naar de winkel. Laatste bestelling ophalen, nog wat vergeten of gewoon nog geen tijd gehad om alles te halen. Daarna de keuken in: soep voorbereiden, groentes snijden. Mise en place, volgens een strak schema, want stel je voor dat er wat in de spreekwoordelijke soep loopt. Soep. Jozef en Maria zouden best een opkikkertje kunnen gebruiken. Maarja, thermosflessen waren er in die tijd nog niet, dus een slok water was waar ze het mee moesten doen.

Kerstavond naar de kerk, dat is dan echt “the place to be”. Ook als je het hele jaar door nooit naar de kerk gaat, kerstavond wel, want dat hoort nou eenmaal zo. Met een beetje geluk is de preek niet te zwaar, niet te confronterend, een kindje geboren kunnen we nog net handelen met z’n allen. Het hoe en waarom, ach dat is een mooi sprookje is het niet? We moeten wel zorgen dat we er op tijd zijn. Op kerstavond is het ouderwets druk in de kerk. Schijnheilig druk zo je wilt. Als je te laat bent is er geen (goede) plek meer om te zitten. Alle stoelen bezet en dan zit je met z’n allen in de kerkbank gepropt, waar volgens de koster best nóg wel iemand bij past. Jozef maakte zich er wel een beetje druk om of hij en Maria straks nog ergens bij zouden passen. Zijn ezeltje ging niet zo snel met die kostbare lading op zijn rug en ze waren beslist niet de enigen die onderweg naar Bethlehem waren.

Kerstochtend aan het kerstontbijt. Tulband, kerstbrood en wat niet meer. Beleg, meer soorten dan er brood is, jam in smaken waar nog niemand ooit van heeft gehoord. Snel langs het verzorgingshuis, want iemand moet bij oma op visite dit jaar, en dan rennen naar de lunch. Soep, roerei en ragout. De afwas stapelt zich op. De zorgen van Jozef ook trouwens, Maria wil het nog niet aan hem laten merken, maar als hij stiekem naar haar kijkt ziet hij af en toe haar gezicht verrekken van de pijn.

Oh nee, is het al zo laat? Tafel dekken; mooiste servies, nieuwe glazen (bij elkaar gespaard met kristalzegels natuurlijk) de servetten mooi gevouwen, staat de wijn al koud? Oven aan, vlees aanbraden, waar is nou het zout? Ohnee, we zijn de melk vergeten, maar gelukkig leven we anno 2014, dus is de supermarkt “gewoon” open, wie gaat er even heen? Zonder veel problemen verloopt de rest van het diner. Amuse, voorgerecht, spoom, hoofdgerecht (met drie soorten groentes en twee soorten vlees), nagerecht, kaasplankje en luxe koffie na. Met een bonbonnetje, want het is tenslotte Kerst. Als iedereen de deur weer uit is nagenieten op de bank. De koekjes slaan we even over, die passen er nu niet meer bij. Wie er ook niet meer bij pasten waren Jozef en Maria. Ze gingen van deur tot deur. “Geen plaats in deze herberg”, klonk het iedere keer weer. Op ’t laatst, de ontsluiting vorderde al behoorlijk al was er dan geen vroedvrouw om haar te toucheren, vond Maria een plekje. In een stal, zeggen ze. Tussen de dieren, zo gaat het verhaal. Haar vliezen braken, volledige ontsluiting, persen maar. Daar, in Bethlehem die nacht, zag Hij, het licht der wereld, voor het eerst het levenslicht.

De engelen wisten het als eersten. Ze vertelden het aan iedereen. Stralend van vreugde gingen ze bij de herders aan. Hij, de pasgeboren Jezus lag hulpeloos in de armen van Zijn moeder. Geen familiewieg bekleed met kant, geen zwitsal in Zijn haren, geen vers gestreken rompertjes. Nee, heel gewoon, puur natuur.

Terwijl wij nog 2 dagen bezig zijn de afwas te doen en nog drie dagen nodig hebben om alle restjes van het kerstdiner op te eten slaat Jozef met zijn pas bevallen vrouw en net geboren Zoon, Jezus had hij Hem genoemd, op de vlucht. Naar Egypte ging het, niet snel genoeg naar zijn zin, maar goed, ze kwamen er. Hulpeloos, maar niet hopeloos, begon Zijn leven en terwijl ik mijn broekriem een gaatje losser doe verzucht ik; Volgend jaar kerst? Voor mij geen kerstdiner! Ik pleit voor Soberheidsvasten!

Wie doet er mee?

dinsdag 23 december 2014

Kinderliedjes

Kinderliedjes

Iedere collega-moeder kent het fenomeen; kinderliedjes. Je oma zong ze voor je moeder. Je moeder zong ze voor jou. En nu is het jouw beurt. Jij zingt ze nu voor je kinderen. Uit je hoofd. Je kunt ze, letterlijk en figuurlijk, wel dromen. Handig is dat, want meestal zingen we om onze kinderen af te leiden van iets anders, klein of groot kinderleed, of als het bedtijd is, als we zelf ook gesloopt zijn en geen fut meer hebben om zinnige dingen te bedenken, laat staan na te denken over de tekst van de nieuwste single van Nick en Simon omdat dat deuntje toevallig nog door je hoofd dreunt.

Kinderliedjes dus. Ze zingen gemakkelijk. Na de eerste regel volgt bijna automatisch die tweede, en daarna die derde, en met een beetje geluk kom je ook nog op de automatische piloot bij het volgende coupletje. Verstopt in een van de grijze hersencellen waarvan je niet eens meer wist dat je het daar opgeslagen had. Maar sta je er wel eens bij stil wát je eigenlijk zingt? Tijd om eens wat liedjes onder de loep te nemen. Ik beperk mij er hier tot drie, maar wat ik hier wil zeggen gaat denk ik op voor bijna ieder ouder- en nieuwerwets kinderliedje.

Slaap kindje slaap
Een van de klassiekers. Scoort hoog in de kinderliedjes Top 2000. “Slaap kindje slaap, daar buiten loopt een schaap.” Als je wilt dat je kind gaat slapen (want dat willen wij moeders graag, héél graag soms!), waarom is het dan interessant voor het kind om te weten dat er een schaap buiten loopt. “Mama, waarom loopt er een schaap buiten? En wáár loopt dat schaap precies? En wat doet het daar?” Pech gehad, weg slaap.
“Een schaap met wi-hit-te voetjes" Wi-hit-te ja, anders past het niet in de melodie. Dichterlijke vrijheid pur sang. Maar die voetjes hé; de schapen die ik normaliter zie staan in een weiland. Zo’n schaap staat dus de hele dag in de modder te trappen. Hoe kan zo’n schaap dan opeens aan het eind van de dag witte voetjes hebben? Volgens mij moeten die voeten, voeten? póten, gewoon blubberig en zwart zijn. Een beetje zoals die van mijn jongenskind na een dagje buitenspelen, ínclusief rouwrandjes onder de nagels.
“Die drinkt zijn melk zo zoetjes.” Ik weet niet hoe het bij jullie zit, maar ik heb nog nooit één schaap mélk zien drinken. Lammetjes wel ja, kleine dartele lammetjes, die door de wei stuiteren zoals mijn zoon met ADHD ze dat niet na doet. Lammetjes drinken melk. Een schaap drinkt … inderdaad, water.
“Slaap kindje slaap, daar buiten loopt een schaap.” Deze frasering hebben we 3 alinea’s hoger al uitvoerig besproken, maar omwille van de compleetheid hoort deze herhaling er wel bij, anders is het lied ook niet af. Maarja, het lied klopt toch al van geen kanten, dus waarom zou je het dan af moeten maken. Laten we het er op houden dat menig pedagoog pleit voor de kracht van herhaling als het gaat om het opvoeden van kinderen en dat de schrijver van dit lied dat ook wist.

Schuitje varen, theetje drinken.
Ja, inderdaad, een rare plek om je kop thee te drinken, maar is het wel thee wat er geschonken wordt in de boot? We gaan eens kijken of we er achter kunnen komen, stappen jullie in?
“Schuitje varen, theetje drinken.” Een schuit, volgens Van Dale, is een binnenschip of een oud schip. Gezien de bestemming van de schuit, waar we straks nog op komen, ga ik er voor het gemak even van uit dat het geen binnenschip is. Een oude boot dus. Geen plek waar ik idealiter mijn kopje thee drink. Lijkt me niet heel erg comfortabel. Op een cruiseschip mag je me liters thee voeren (nog liever koffie, maar dat terzijde) maar in een oude gammele boot lijkt dat me een hele uitdaging. Misschien drinken we daarom wel geen thee, maar theetje? Een grote mok met nog een bodempje thee? Omdat de rest er onderweg al uitgeklotst is vanwege het schommelen van de boot, die met een beetje goed geluk in ieder geval over rustige wateren zijn weg mag vervolgen.
“Varen wij naar de Overtoom.” Nu niet denken dat ie boot je naar Amsterdam brengt omdat de enige “overtoom” die je kent een drukke straat in onze hoofdstad is. Een overtoom, zo leert wikipedia, is de voorloper van een sluis. Een soort glijbaan voor boten om het hoogteverschil tussen het ene water en het andere water te overbruggen dus. Waar die boot heen ging? Geen idee. (Vandaar ook de aanname in de eerste alinea dat we hier niet met een binnenschip te maken hebben, die hebben over het algemeen wél een eindpunt in gedachten als men afmeert.)
“Drinken wij zoete melk met room.” Zoete melk, jasses, is mijn eerste reactie. Tot ik google aanslingerde en terecht kwam bij een recept voor warme chocolademelk gemaakt van blokjes witte chocola in een beker warme melk. Zó lust ik wel zoete melk. Maar iets zegt mij dat in de tijd van het schuitje, ver voor de uitvinding van sluizen en motorboten, cacao en alle andere aanverwante producten nog niet bekend waren in ons koude kikkerlandje. Dat het om chocolademelk zou gaan lijkt dan ook niet logisch. En hoezo ineens melk? Net had ik nog een bodempje thee in mijn mok. Zal wel overboord geslagen zijn.
“Zoete melk met brokken.” Nog een keer jasses, melk met brokken. Doet mij denken aan vroeger thuis. Opgevoed met Joris Driepinter enerzijds en een lichte koemelkallergie anderzijds moest ik vroeger verplicht 3 bekers karnemelk drinken. Van het goedkoopste merk natuurlijk, dus helemaal niet zoet, want net als de moeder van Elsje had ook mijn moeder ook wel eens last van duur meel. De rillingen lopen nog over mijn rug als ik er aan terugdenk. Sommige bekers melk lieten mijn broer en ik verdwijnen. Maar soms was die gelegenheid er niet. En hoe langer die melk bleef staan … nouja, vul zelf maar in.
“Kindje mag niet jokken.” Nee klopt, jokken schijnt sociaal niet aanvaardbaar te zijn. Je kinderen vieze melk (met brokken) laten drinken wel? (Sorry mam.) Nee, dit einde van dit liedje zal dan pedagogisch wel verantwoord zijn, maar een echt ‘happy end’ is het niet. Misschien nog eens een ander liedje proberen dan.

Elsje Fiederelsje.
Nog zo’n klassieker. Bij voorkeur niet te zingen in de supermarkt of vlak voor etenstijd, want zo maak je het tot een garantie voor jengelende kinderen die opeens spontaan hun groentes niet meer blieven.
“Elsje Fiederelsje zet je klompjes bij ’t vuur.” Klompjes, lieve lezers, vallen in mijn ogen onder schoeisel. Schoeisel dat voornamelijk gebruikt werd en wordt door boeren. Niet per definitie de lompe variant, maar ook onder die bevolkingsgroep zouden ze gedragen kunnen worden. Ik doel hier echter op de mensen die al dan niet vrijwillig werkzaam zijn in de agrarische sector. Waar klompen niet uit modieus oogpunt gedragen worden, maar puur vanwege het gemak. Als je moe en vies thuis komt van het land kun je je klompen, die dan onder de prut zitten, zo bij de achterdeur uittrekken zonder dat je daar al te veel moeite voor hoeft te doen. BIJ DE ACHTERDEUR. Niet in de keuken bij het vuur dus.
“Moeder bakt pannenkoeken maar het meel is zo duur.” Waarom bakt moeder in vredesnaam pannenkoeken (met of zonder tussen-n eigenlijk?) als het meel zo dúúr is? Waarom dan geen aardappels met kool, ’t is tenslotte een boerengezin zoals we net hebben geconstateerd. Waarom dan geen peen-en-uien-stoemp zoals ze dat in de kringen van Elsje plachten te noemen? Waarom dan per se pannenkoeken?
“Tingelinge pannenkoek.” Tingelinge? Tingelinge???????? Ik heb nog nooit een pannenkoek tingelinge horen zeggen. Het zijn geen kerstklokjes! Als ik pannenkoeken bak, als moeder zit dat nou eenmaal in je takenpakket, net als het zingen van bepaalde kinderliedjes, dan zegt het beslag hooguit “ssssssssssssjjjjjjjj” als ik het in de pan schep. Maar tingelinge? Ik heb het, zoals gezegd, nooit eerder gehoord.
“Stroop met rozijnen.” Stroop met rozijnen, dat is in mijn ogen dubbel beleg op een pannenkoek. De moeder van Elsje Fiederelsje (Ik hoop dat het haar achternaam is en niet haar bijnaam. Een achternaam kun je nog vanaf komen door goed te trouwen, een bijnaam volgt je meestal tot in je laatste uurtjes, en als je pech hebt ook nog daarna, maar dat terzijde.) zat in een diepe economische crisis en het kind blieft een pannenkoek met stroop én rozijnen. Van mij had ze het niet gehad. Dan neemt ze maar een pannenkoek tevredenheid als het haar niet zint. Time-out-stoeltje had de moeder van Els waarschijnlijk nog nooit van gehoord, anders had het kind wel beter geweten dan om dubbel beleg te vragen.
“Tingelinge pannekoek.”, daar ga ik niet nog een keer een verhandeling over houden. De persoon die het mij kan laten horen krijgt van mij een pannenkoek. Met stroop. Óf rozijnen.
“Kom op bezoek” Een wazige afsluiting van een idem lied. Als we puur naar de tekst kijken is “pannenkoek” hier het onderwerp, maar ik heb nog nooit een pannenkoek ergens op bezoek zien gaan, dus dat is aanleiding voor een paar stevige vragen; Wie komt er op bezoek? Waar gaat die persoon op bezoek? Is het een verkapte uitnodiging om met z’n allen bij de moeder van Elsje pannenkoeken te gaan eten of, wat in ieder geval mijn voorkeur zou hebben, is het een pedagogische manier van de moeder van Elsje om te zeggen dat ze haar eisen en wensen omtrent het avondeten bij voorkeur elders mag uiten?

Jullie merken het, die onschuldige kinderliedjes, ik heb er nu 3 willekeurig uitgezocht en behandeld, zijn zo onschuldig nog niet dat je er lekker rustig van wordt. Want dat is tenslotte het doel van kinderliedjes. Dat je kinderen er rustig van worden. En niet alleen zij. Rustige kinderen betekent ook een moeder die even rust heeft aan haar hoofd. En die illusie heb ik dus net vakkundig de grond in geboord want ik durf te wedden dat je nu, na het zingen van een semi-onschuldig liedje, jezelf nog minstens een half uur af loopt te vragen wat je nu eigenlijk allemaal voor onzin hebt lopen zingen.

Graag gedaan!

vrijdag 19 december 2014

Schuimpjes uit de oven magnetron

Een paar dagen geleden las ik op de Facebook van CookieCottage (www.facebook.com/cookiecottage) een bericht over het maken van schuimpjes (je weet wel, eiwit opkloppen met veel suiker en dan heeeeeeeel lang drogen in de oven) uit de magnetron. Met bij dat bericht de vraag wie het ging uitproberen. Ik ben altijd wel in voor een kleine uitdaging en mijn magnetron was niet net schoongemaakt zodat een eventuele grandioze mislukking ook niet zonde zou zijn van poets- en boenwerk mijnerzijds.

Net als voor 'gewone' schuimpjes (a.k.a. meringues) heb je ook voor de magnetronversie maar 2 ingrediënten nodig; eiwit en poedersuiker. Het scheiden van het ei kun je op verschillende manieren doen. Met een eierscheider (ja die bestaan, ligt bij mijn moeder in de la te niksen), op een schoteltje met een kopje of met een leeg flesje. Ik koos er voor om het gewoon op de grote-mensen-manier te doen, met de 2 halve eierschalen.


Het eiwit doe je in een royale kom en daarna roer je er poedersuiker bij. Beetje voor beetje. Ik vond het makkelijk om het met een vork te roeren, maar in principe kun je hier natuurlijk ieder willekeurig keukenbestek voor gebruiken wat je in je keukenla hebt liggen. Eerst heeft het de dikte van glazuur, en hoe meer poedersuiker je toevoegt, hoe dikker het logischerwijs wordt. Halverwege, na ongeveer 125 gram poedersuiker (dat is 1 klein busje) ziet het er ongeveer zo uit;


Dus de 2e bus poedersuiker werd uit de kast gehaald, want het mengsel moet uiteindelijk de consistentie van een goed deeg hebben, je moet het kunnen kneden. Wat er daarna gebeurde wilde ik eerst eigenlijk niet met jullie delen, zo heel grappig vond ik het in eerste instantie niet want het leverde me achteraf een boel extra werk op, waar ik dit project juist begonnen was om te kijken of ik tijdwinst kon behalen bij het maken van schuimpjes. Maar goed, als jullie het niet doorvertellen wil ik mijn keukenblooper wel met jullie delen. (Ja, mijn fototoestel lag dichterbij dan het vaatdoekje ;) )

Toen ik nog een deel poedersuiker in het kommetje wilde doen scheurde de bus poedersuiker open bij de naad, sprong het dekseltje er uit en de ravage die dat veroorzaakte kun je hier dus zien .....

Ok, verder met de schuimpjes, we zijn er nog niet. Meer poedersuiker dus. En nog meer. En nog maar een beetje. Totdat je het mengsel in je handen kunt kneden. Uiteindelijk ging er bij mij ongeveer 200-250 gram poedersuiker in.Het is net een echt deegje. Het lijkt trouwens in niks op het opgeklopte eiwit-suiker-fluffy-iets wat je maakt als je de schuimpjes in de oven gaat maken, maar no worries, al zal reg kom.


Van dit 'deeg' ga je bolletjes maken, vergelijk het met pepernoten bakken. Zo groot maak je ongeveer je bolletjes. Je neemt een magnetronbestendig (wordfeud iemand?) bord, bekleedt het met bakpapier, en daar leg je 4 (!) bolletjes op. Netjes verdeeld over het bord.


Het originele recept gaf aan dat de bolletjes 2 minuten op vol vermogen in de magnetron moesten. Nu is vol vermogen bij iedereen anders, bij mij is het 800 Watt. Het originele recept waarschuwde ook (achteraf terecht) dat iedere magnetron anders was, en dat je zelf even moest uitvogelen wat voor jou magnetron een geschikte stand was. Hoezo achteraf terecht zul je misschien denken? Nou kijk zelf maar; dit is was 2 minuten op 800 Watt met mijn bolletjes deed ....


Twee minuten op 560 Watt (1 standje lager) was ook nog te lang. De schuimpjes waren niet zwart/bruin meer, alleen de onderkant had wat schroeiplekken en dat proef je in je schuimpjes. Bij mij bleek dat anderhalve minuut op 560 Watt precies genoeg was om mijn bolletjes te laten uitgroeien tot flinke schuimpjes.


Qua smaak vond ik ze zeker niet tegenvallen. Ze zijn iets brosser dan schuimpjes die uit de oven komen en ik vond de eiwit-smaak iets herkenbaarder aanwezig dan bij ovenschuimpjes. Maar als je er toch Eton Mess of een Pavlova van gaat maken zie ik geen reden waarom je nog schuimpjes in de oven zou laten drogen!

maandag 8 december 2014

Mijn zoon is Sinterklaas

Mijn zoon is Sinterklaas!

Hij was nog maar net 2 toen hij op de Peuterspeelzaal voor het eerst in aanraking kwam met “Zwartepietendag”. Één dag in het jaar waarop alle peuters worden uitgenodigd om in Zwarte Pietenkleren naar school te komen om die dag de dingen te doen die bij Zwarte Piet horen. Pepernoten bakken bijvoorbeeld, of peperwormen, peperslakken, peperdrolletjes, en vooral veel deeg snoepen. Pietengym hoort ook bij zo’n dag, net als cadeautjes leren inpakken. Dus hij, met verkleedkleren aan naar “school”. Alle leidsters waren die dag, in meer of mindere mate, verkleed als Sinterklazen. Het intrigeerde hem.

Het duurde slechts een paar dagen voordat de Sinterklaaskleren ook in ons huis te vinden waren. Met een mantel die eigenlijk nog veel te groot was voor zo’n klein hummeltje, een baard die hij niet om wilde, want die kriebelde, en een mijter die over zijn oren en ogen zakte was hij Sinterklaas. Vanaf dat moment lagen de Zwarte Pietenkleren onaangeroerd tussen het speelgoed. Hij was geen pietje, hij was Klaas!

Het jaar erop heb ik het geprobeerd. Écht. Eerst de Pietenkleren aangeboden, maar nee, hij wilde ze niet. Sinterklaaskleren, die moesten het zijn. Dus ook op de peuterspeelzaal. De Pietenkleren heb ik nog in zijn tas gestopt, maar die zijn er niet uitgekomen. De mantel tot zijn enkels, de mijter die vlak boven zijn wenkbrauwen bleef hangen, maar zonder baard, want die kriebelde zo; mijn zoon was Sinterklaas!

Het jaar dat hij net 4 was moesten de verkleedkleren natuurlijk weer van zolder. Al bij de intocht had hij ze aan. De mijter, die nog steeds over zijn voorhoofd naar beneden schoof en de mantel, die een stukje gekrompen leek. De baard, nee, die niet; die kriebelde. Ondertussen was hij van een peuter gepromoveerd tot een echte kleuter, maar ook als kleuter wilde hij geen Pietje zijn. Op “Zwartepietendag” en met het Sinterklaasfeest was de hele klas in meer of mindere mate verkleed als Piet, al dan niet met bijpassende, zwarte, schmink, maar mijn zoon niet…. Mijn zoon was Sinterklaas. Mét een geschminkte baard!

Groep 2, 3 en 4 doorliepen in het zelfde patroon. Vanaf de intocht tot en met pakjesavond lagen hier Sinterklaaskleren in huis. Hele klassen vol met Pieten, en 1 Klaas. Met mijter, die ieder jaar beter bleef zitten op dat bolletje, met mantel, die ieder jaar iets leek te krimpen, maar zonder baard, want die kriebelde. De pietenkleren heb ik op een goede dag gedoneerd aan de peuterspeelzaal, want hij droeg ze toch niet. Mijn zoon was Sinterklaas.

Het leverde altijd wel interessante momenten op. Het Sinterklaasfeest bij papa op het werk bijvoorbeeld. Hij mocht standaard even op de grote stoel zitten, want hij was tenslotte Sinterklaas. In de kerk, waar hij ook zonder problemen verkleed heen ging, sprak iedereen hem aan als Sinterklaas, maar dat ging hem toch te ver want iedereen kon toch wel zien dat hij géén Sinterklaas was.

Dit jaar is hij 8 en hij zit in groep 5. Wederom ging hij enkele weken verkleed als Sint door het leven. Met mijter, die nog maar net past, met mantel, die dit jaar niet verder kwam dan de onderkant van zijn billen, maar zonder baard, want die kriebelt. Dit jaar heeft hij zelfs een toneelstukje gespeeld voor Sinterklaas áls Sinterklaas-zonder-baard. De spullen staan klaar om naar zolder gebracht te worden. Met weemoed vouw ik de mantel op die hij ieder jaar zo trouw draagt. De baard moet ik nog even naar zoeken, die zal ergens verstopt in een hoekje liggen, want die kriebelt.

Volgend jaar gaat hij naar de bovenbouw, daar komt Sinterklaas niet meer en maken de kinderen surprises voor elkaar. Waarschijnlijk zal hij tegen die tijd het geheim van Sinterklaas, al dan niet op eigen kracht, ontrafelt hebben. Nog waarschijnlijker gaat hij gewoon weer als Sint verkleed naar school. Met een mijter die waarschijnlijk nog maar net op zijn hoofd past en een mantel die tegen die tijd qua lengte meer weg zal hebben van een Supermancape. Maar een ding is voor mij zeker. Volgend jaar is mijn zoon Sinterklaas.

Zijn Sinterklaaskleren zijn hem net zo heilig als het Sinterklaasfeest zelf. (“Mama, het geheim van Sinterklaas is dat Sinterklaas geen geheim heeft!”) Zijn Sinterklaaskleren zijn voor hem een houvast in een hectische periode, waarin een heleboel dingen anders gaan dan gewoonlijk, waarin kinderen drukker zijn dan anders en het normale (voor zover dat bestaat) door velen even naar plan B verwezen wordt. En als dat hem helpt om staande te blijven in een voor hem onoverzichtelijke periode hoop ik dat ik nog heel veel jaar zal kunnen zeggen;

MIJN ZOON IS SINTERKLAAS!